In de aanloop van de Grooten Oorlog broeide een wereldwijd maatschappelijk en internationaal conflict. Alle zekerheden verdwenen. Modernistische kunstenaars leverden hierin hun persoonlijke strijd en vonden heil in een extreem individualisme, onderbouwd door eigen theorieën, een vlucht of redding waarbij de zelfovertuigde noodzaak van originaliteit en vernieuwing het houvast vormde. Debussy, Ravel, Ives, Stravinski en Berg vormden hierbij exemplarische richtingaanwijzers naar toen ongehoorde wegen.
De jonge Belgische componisten Koen Quintyn en Mirek Coutigny staan een eeuw later in een even conflictueuze wereld. Hoe kijken zij aan tegen deze innerlijke strijd? En zoeken ook zij die breuklijnen op? Hebben hun modernistische voorgangers met hun vermengingen van volkscultuur, jazz- pop en verschillende genres de weg reeds geëffend?
Maurice Ravel (1875-1937)
'Prelude' uit Le Tombeau de Couperin (1914-1917)
Claude Debussy (1862-1918)
Sonate voor cello en piano (1915)
Koen Quintyn (°1991)
Vices (2016)
Rebecca Clarke (1886-1997)
Lullaby and Grotesque (1916)
Alban Berg (1885-1935)
Vier Stücke opus 5 (1913)
Mirek Coutigny (°1992)
The Trail (2016)
Charles Ives (1874-1954)
Sonate voor viool en piano nr. 4 (Children's Day at the Camp Meeting) (1916)
Igor Stravinski (1882-1971)
L' histoire du soldat (1918)
SPECTRA